vrijdag 4 januari 2013

Een bijzondere vriendschap (verhaal)

Terwijl ik met mijn grote voeten door het water banjer, zie ik hem in het gras zitten. Hij kijkt naar mij. Ik doe net alsof ik hem niet zie en slurp een enorme massa water op. Hij lacht naar me, staat op en loopt naar me toe. Maar ik heb geen zin om te stoppen met mijn heerlijke bad. Ik geniet er namelijk van om die honderden kleine beestjes, dat kleverige stof en al die andere ongemakken van mijn lijf af te spoelen. Het is zo lekker om het koele water langs mijn huid te voelen stromen.

Vanuit een ooghoek houd ik hem in de gaten, want ik weet precies wanneer het tijd is om te stoppen. Dan kan ik maar beter luisteren; een klap met de korte, leren zweep is niet prettig, al heb ik een dikke huid. Hij staat naast mij en geeft me met vlakke hand een tik op m’n rug. Ik draai me naar hem om en zie in zijn linkerhand een grote borstel.

Oh, wat ongelofelijk heerlijk! denk ik. Ik hoef nog niet uit het water! Behaaglijk laat ik mij schrobben. Ik schurk mijn rug tegen de harde borstel aan. En via  mijn rug schrobt hij in de richting van mijn hoofd,  mijn schouders, mijn brede billen en borst. Ik kreun van genoegen en laat me op mijn zijkant in het water rollen. Na lang boenen zijn mijn grote voeten aan de beurt. Ik ga overeind zitten en til gemoedelijk een voet omhoog zodat hij er gemakkelijk bij kan. Met een glimlach knikt hij en gaat zelf op zijn knieën zitten. Het is één van die weinige keren dat hij voor mij door zijn knieën gaat en hij borstelt mijn vuile nagels schoon, één voor één.

Ja, ik heb gemengde gevoelens voor hem. Want  aan de ene kant is hij lief voor mij en aan de andere kant kan hij ook heel hard zijn. Als ik niet luister of als ik niet doe wat hij wil, dan slaat hij mij. En ik haat hem als hij dat doet.  Maar  ik hou van hem op momenten als deze, als hij mij schoonboent. En al die keren dat hij mij knuffelt, kietelt of plaagt…oh, dan hou ik ontzettend van hem.

Ik bemerk dat de wasbeurt afgelopen is en zuig nog een laatste keer het water diep in mijn neus. Ik kan het niet laten om hem te plagen en ik laat het water als een dikke, brede douche op zijn hoofd neerkomen. Met een kreet van verrassing en lichte ontzetting springt hij overeind en in nog geen seconde is hij de kant opgesprongen. Hij droogt zich af met een kleurrijke handdoek terwijl hij vermanend een wijsvinger de lucht in heft. Hij zegt niets en een lichte glimlach siert zijn mond, waardoor ik weet dat hij ervan heeft genoten.

Langzaam zet ik mezelf in beweging, stap voor stap slenter ik de poel uit, de graskant op. Daar aangekomen begint hij mij, ondanks de hete zon, met zijn eigen handdoek droog te wrijven. Deze aandacht vind ik ook heerlijk. Ik kriebel hem met het kleine puntje van mijn neus over zijn blote rug. Hij grinnikt terwijl hij om me heen loopt. Als ik droog ben, pakt hij het kleed van de grond, loopt een eindje bij mij vandaan en slaat het stof eruit. Een grote wolk van zilvergrijze stofdeeltjes dwarrelt de lucht in, glinsterend in het zonlicht. Ik kijk er gefascineerd naar.

Hij komt terug en drapeert het kleed over mijn brede rug. Het is geen zacht kleed, maar gemaakt van een soort jute,  in verschillende kleuren geverfd. Ik heb geen hekel aan dat kleed want ik ben eraan gewend. Hij zet het kleed vast met twee leren riemen over mijn buik. Dit schuurt een beetje maar ook dit ben ik gewend. Uit zijn heuptasje haalt hij een tube zalf tevoorschijn en smeert mijn kwetsbare oren en neus in  tegen de brandende zon. Gedwee laat ik hem begaan. Elke dag bekijk ik nieuwsgierig dat heuptasje en ik begrijp gewoon niet dat alles erin past. In het tasje zitten werkelijk onuitputtelijk veel dingen die hij op één dag gebruikt. Zo haalt hij er achtereenvolgens drie potjes verf uit, geel, groen en wit en een lange, smalle kwast.

Met de verf versiert hij mijn voorhoofd en neus. Hij beschildert me met vrolijke bloemen en bladeren en omrandt zijn tekeningen met wit. Ik voel me zo prachtig! Weer kriebel ik hem, dit keer in zijn nek. Hij slaat met een teder gebaar mijn ondeugende neus weg. Daarna  klimt hij bovenop me en bedekt hij mijn hoofd gedeeltelijk met een witte katoenen doek. Ik ben  klaar.  Hij laat zich weer van mij afglijden en trekt een droog shirt aan. Zijn natte korte broek laat hij door de zon droog worden, weet ik. En als laatste wikkelt hij een doek rond zijn eigen hoofd en is hij ook klaar.

Ik voel me brandschoon. Elke ochtend en elke avond krijg ik zo’n schrobbeurt.

Straks krijg ik ook mijn eten, samen met de anderen. Ik verheug me erop de anderen weer te zien. En ik mis mijn zusje het meest. Hij brengt me elke dag bij haar zodat we samen grote brokken rijst met bonen, zout en toegevoegde vitaminen kunnen verslinden. En daar drinken we dan weer  liters water bij. Maar zover is het nog niet.

Langzaam lopen we terug van het gras naar de geasfalteerde weg. Auto’s met stinkende uitlaatgassen rijden toeterend langs ons heen. Af en toe steekt hij een hand op, ter begroeting. Hij neuriet een liedje. Ik luister naar hem en ook naar de tjirpende krekeltjes die in de grasbermen tekeer gaan. Het geluid stemt me tevreden. Aan deze lange dag van boomstammen sjouwen en takkenbossen dragen is een eind gekomen. Maar ik heb geen klagen. Hij werkt zelf ook altijd hard mee, dat moet ik hem nageven. Het is een sterke jongen. Ik ben trots op hem, weet eigenlijk niet beter, want ik ken hem al vanaf mijn babytijd.  Mijn moeder is zelf ook in gevangenschap geboren, weet je. Alleen de dood kan ons van elkaar scheiden.

Maar voorlopig lopen we hier, beiden levend en wel. En de jaren strekken zich nog ruimschoots voor ons uit. Voor hem, als mijn mount (=bewaker) en voor mij, als zijn Indiase werkolifant.

©Anke

PS Dit verhaal was in maart 2012 mijn inzending op de schrijfwedstrijd van Mamsatwork. Helaas niet in de prijzen gevallen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten