Giraffen
Daar staan drie giraffen
met hun nekken door elkaar
ze kijken naar beneden
want, welk lijf hoort nou waar?
Ze staan een tijd verstrengeld
met z'n drieën langs de weg
wat moeten ze beginnen?
wat hebben ze een pech!
Ze spreken luid, verward
door elkaar, niet te verstaan
ze willen los, weer apart
hoe krijgen ze dat gedaan?
Dan stoppen ze met praten,
want ze zijn moe en verhit
Maar ze hebben in de gaten
hoe het met hun nekken zit
De oudste schraapt zijn keel
en zegt kordaat, heel rationeel:
Zwaai eerst je nek naar rechts
en doe dan een stap naar voor
daarna een pas naar links,
en haal dan je kop erdoor
Vergeet ook niet te bukken
Anders bonken we ons hoofd
Ik merk dat het gaat lukken
Ik heb aldoor in ons geloofd!
Als ze later blij en vrolijk
bij hun mooie meertje staan
Zegt de jongste zacht en olijk:
Wij kunnen de hele wereld aan!
Hazen
De mensen worden wakker in hun warme bed
Niets wetend over de dieren en hun pret
Want op een open veld, daar spelen hazen
Rennend achter elkaar als dolle dwazen
Huppelend, vlug rollend en wild springend
Haasje over, vliegend door de lucht, luid zingend
Lange oren draaien snel in het rond
Achterpoten trommelen hard op de grond
Het gras is nog nat van de ochtenddauw
Buiten is het schemerig, de lucht is grijsblauw
Het is zo mooi buiten, een enkel mens die 't ziet
'En alles van waarde is weerloos'
Dat schreef Lucebert ooit, vergeet het niet!
Hond
Tjonge, wat een geinig hondje
Hij springt vrolijk in een rondje…
Met zijn zwierig lange staartje
En dat eigenwijze baardje
Het is misschien een allegaartje
Met al die stippen op zijn kontje
Tjonge, wat een geinig hondje!
Kat
Daar ligt een statige, bruine kat
Bij de buren, op hun kokosmat
Hij spint en knort in het zonlicht
Zijn staartje krult, zijn oogjes dicht
Zachtjes sluip ik in zijn buurt
Maar hij opent één oog en gluurt…
Ik keer om, ach hij ligt zo fijn,
Wat heerlijk om een kat te zijn.
Kikker
Kijk daar! Groene kikkers…
Met ogen als glazen knikkers
en grote poten, brede bekken
Ze staan me daar te kwekken!
Met z’n allen, langs de slootkant
Ik lach hardop, denk na, want
Misschien na een korte kus
Op zo’n plakkerige bol, dus
Wordt in zo’n groene knakker,
Wel 'ns een knappe prins wakker!
Leeuw en Leeuwin
De leeuw kijkt op
Hij krabt zijn manen
En dan zijn kop
Wat is het geval?
Hij wil bananen
En wel een honderdtal...
De leeuwin kijkt op
Zij krabt haar haren
En dan haar kop
Wat is het geval?
Zij wil vleeswaren
Zebra's en wel een honderdtal
Dan staan zij samen
Op het topje van een berg
Een plan te beramen
Het probleem is te erg
Hij wil geen zebra
En zij geen banaan
De leeuw zegt: “Ik ga,
weg hier vandaan”
“Nee vriend, blijf hier”
zegt de leeuwin zacht
Ze staat daar fier
met passie en kracht
De leeuw kijkt heel verbaasd
“Die bananen komen wel,
doe niet zo overhaast,
lieve trouwe metgezel”
De leeuw en de leeuwin
kijken samen op
Hij krabt haar kin
Zij krabt zijn kop
De oplossing is nabij
Vanavond eten zij: samen,
En wat in zo'n geval?
Nou, zebradijen met bananen
En wel een honderdtal!
Muizen
Er woonden eens twee muizen
in de holte van een muur
Die wilden graag verhuizen,
waren het zat op den duur
Maar hoe pakten ze het aan,
waar moesten ze naar toe?
De gedachte om te gaan,
maakte hen al heel erg moe
Op een nacht, de lucht gitzwart,
kwam 't er eindelijk van
Met een licht gevoel van smart
én een rugzak, elk de man
Ze trokken zacht de deur dicht,
namen afscheid van hun huis
Hun harten voelden licht,
ze liepen stil, zonder geruis
Ze trippelden langs meren,
over heuvels en door dalen
De kou kon hen niet deren,
maar zouden ze 't halen?
Dan, na een barre tocht,
door wind en storm en regen
Kwamen ze, via een scherpe bocht,
hun nieuwe huisje tegen
Ze stonden naast elkaar,
zagen een bekende oude schuur
En in de verte, jawel, daar,
hun eigen holletje in de muur
Ze waren verrukt,
dansten vrolijk naar hun huis
Het was hen gelukt,
dit was de beste plek voor een muis
Mus
had veel te veel gegeten, dus
moest het beestje op dieet
en met ondraaglijke leed
zei de mus dat het hem speet
dat hij zoveel had gegeten
en zijn gewicht was vergeten
Toen deed hij erg zijn best
hij vloog en bewoog veel,
van het oosten, naar de west
Geen pit ging meer door zijn keel
Dus het liet niet lang meer raden
Of hij snakte naar die zaden
En op een ochtend, zo in april
Was het uit met zijn sterke wil
Prompt at hij alles wat hij vond,
schrokte de pitten van de grond
Niettemin voelde hij zich geslaagd
Zijn dikke buik was weggevaagd
want door 't diëten dat hij had gedaan
kwam hij van dit eetmoment niet aan.
Nijlpaard
want hij was snel en lenig, als een konijn
Als niemand hem zag of naar hem keek,
dook hij sierlijk op en huppelde uit de beek
Hij danste rondjes, liet een voldane zucht,
hij voelde zich zweven, hoog door de lucht
Maar kwamen de anderen sloom weer terug,
dan dreef hij, als vanouds, stil op z'n rug
Ja, héél rustig, alsof niets was gebeurd
voelde hij zich lekker rozig en opgefleurd
En dus dobberde hij tevreden in het rond,
met een geheimzinnig lachje om z'n mond.
Ooievaars
Zij neemt haar gemak, het hele jaar
Soms vliegt zij weg, zo voor een visje
“Hé, kom terug, zeg! Weet, ik mis je!”
zegt opeens, een andere ooievaar
die op het dak van de buren
rustig naar de onze zit te gluren...
En als hun snavels tikken en klapperen
Is het voorjaar en is 't voor elkaar
want dan hoor je daar, ja, 't is echt waar,
jong geklepper en vleugeltjes wapperen.
Paard
Daar in de wei, daar staat een paard
Met zachte manen en lange staart
Hij schraapt zijn hoeven in het gras
En denkt een beetje sip en bedaard:
Och, ik wou dat ik op de renbaan was
In galop, met al mijn paardenkracht
Vuur in mijn ogen, zweet in mijn vacht
Ik wil rennen, dat zit in mijn aard
Ik ben toch niet voor niets een paard?
Papegaai
Een papegaai was behoorlijk boos
Want er was echt héél wat loos
Zijn mooie bonte verenpracht
was niet langer donzig en zacht
Ze prikten, kriebelden en ze staken
Zowel op zijn rug als op zijn kaken
Hij krabde, schuurde en hij wreef
Maar het jeuken stopte niet, het bleef
Toen opeens pakte hij een schaar
En knipte, ondanks het gevaar
Een aantal veren van zijn staart
Hij raakte compleet van de kaart
Want was dit het wel waard?
Echter hij begon weer te schuren
Op de grond en tegen de muren
Toen was de maat helaas vol
en met zijn kop totaal op hol
begon hij zijn veren eruit te rukken
Eerst korte en toen lange plukken
Zo ging hij door en de allerlaatste veer
dwarrelde zachtjes op de grond neer
Ja, nu was het dus echt gebeurd
De papegaai was niet meer gekleurd
Zijn maatjes lachten hem hard uit
Het boeide de papegaai geen fluit
Geen gekrab meer en geen geschuur
die veren groeiden wel aan op den duur
Hij voelde zich goed in zijn roze huid.
Pimpelmees
De stem van een fluitende pimpelmees
klonk op een dag niet mooi, maar hees
En hij hoestte, zuchtte, proestte, kuchte
tot hij uiteindelijk zijn hart wilde luchten
bij zijn oude vriend, een kleine kees
Het hondje deed heel erg zijn best
luisterde keer op keer bij het pimpelnest
toen hij de hese vogel niet kon verstaan,
verzocht hij hem naar iemand anders te gaan
En de kees keerde naar huis, moe en gestrest
De pimpelmees schraapte weer zijn keel
maar helaas hielp al dat schrapen niet veel
en terwijl de kees uit het zicht verdween
en de mees dacht: waar moet ik nu heen?
was het een roodborst die plots verscheen
De roodborst keek stil en lang naar de mees
en vroeg toen: heb jij soms koudwatervrees?
Al kan ik je natuurlijk niet dwingen,
ik heb je al een tijdje niet horen zingen,
tussen ons was ‘t altijd een nek aan nek race!
De kleine vogel met de lichtblauwe pet
zong een week geleden nog een mooi couplet
Hij probeerde dit aan de roodborst te vertellen
maar zijn keel leek alleen maar op te zwellen
en de roodborst begon te lachen van de pret
De pimpelmees was boos en ontdaan
waarom liet die rooie zich zo gaan?
En die rooie zei: Jij bent ziek, je hebt een kou,
een paar dagen rust zal goed zijn voor jou
en dan kun je weer zingen vanuit die plataan!
De dag daarop had de mees vaak gekucht
vanuit zijn nest had hij gehoest en gezucht
Nog een paar dagen en hij zou weer zingen
al konden ze hem dat natuurlijk niet dwingen
Hij glimlachte, want hij was enorm opgelucht!
Schapen
Ik zie een paar schapen staan
Met hoeden op en kleren aan,
Aan hun hoeven zitten schoenen
Helemaal glanzend van het boenen
Ik sta stil en kijk eens goed
Ja, dat schaap draagt echt een hoed!
“Hoe komen jullie aan die kleren?
In die kleuren, met die veren?”
De schapen komen dichterbij,
en blaten vrolijk tegen mij
“Gemaakt van onze eigen wol,
Zo in één dag en voor de lol”
“Maar de veren groen met blauw
Zijn van buurman, meneer Pauw”
Ik lach en vervolg stil mijn weg
Wat een wonderlijke schapen zeg!
Slakken
Op de stoep daar kruipt een slak,
samen met zijn beste vriend
Ze kruipen langzaam, op hun gemak
De één hardhorend, de ander slechtziend
De hele tijd waarschuwen ze elkaar
Pas op voor die kleine steentjes daar!
Hoorde je die auto niet aankomen?
Je bent zeker aan het dagdromen...
En zo gaat het de hele dag door
Toch kunnen ze elkaar niet missen hoor
Want voor twee slakken in de stad
Is een grote schoenzool al heel wat!
Ze zijn gelukkig ook snel weer thuis
Want op hun rug, daar staat hun huis
Als vrienden hebben ze het reuzefijn
Het is heerlijk om samen te zijn
Ze kruipen langzaam, op hun gemak
De één hardhorend, de ander slechtziend
De hele tijd waarschuwen ze elkaar
Pas op voor die kleine steentjes daar!
Hoorde je die auto niet aankomen?
Je bent zeker aan het dagdromen...
En zo gaat het de hele dag door
Toch kunnen ze elkaar niet missen hoor
Want voor twee slakken in de stad
Is een grote schoenzool al heel wat!
Ze zijn gelukkig ook snel weer thuis
Want op hun rug, daar staat hun huis
Als vrienden hebben ze het reuzefijn
Het is heerlijk om samen te zijn
Vis
Op een ochtend denkt een vis
Ik wil een vriend, een maatje
Want is dit alles wat er is?
Ik wil een vriend, met eerlijk graatje
Voor de gezelligheid, voor het gemis
Ik zet gewoon een bord in 't grint
Gevraagd: een goede vissenvrind
Iemand die snel kan zwemmen
Kleine zeepaardjes kan temmen
Van snorkelen en duiken houdt
En zoet water met een snufje zout
Maar nadat het bord is geplaatst
Heeft de vis opeens wat minder haast
Hij kijkt eens echt goed om zich heen
Want is hij werkelijk zo alleen?
De zeepaardjes, slakjes en een garnaal
Dit zíjn zijn vriendjes! Ja, allemaal...
Alle copyright van de rijmen ligt bij Anke Portenge
Leuk en mooi.
BeantwoordenVerwijderenAan fantasie ontbreekt het evenmin.
Zo'n verhaal over een denkende vis spreekt mij wel aan.
Ga vooral zo door dus.
Hartelijke groet
Dank u wel voor uw mooie complimenten!
VerwijderenHartelijke groet,
Anke