De opening was in het begin nauwelijks noemenswaardig, een kleine kier
met een streepje wit licht. Maar naarmate hij dichterbij kwam opende de kier
zich, de helften schoven als deuren ieder naar één kant.
Patrick keek met verbazing hoe de straal breder werd en naar hem begon
te reiken. Likkende dikke witte slierten dwongen hem in de richting van de
gapende opening en hij voelde zich
langzaam worden meegevoerd.
Hij keek naar beneden en zag dat de aarde nog maar de grootte van een
sinaasappel had. Met een reusachtige schok zag hij opeens de sterren dwars door
zijn lichaam heen schijnen want hij was zo glazig als een raam en zo delicaat
als een elfje.
Tegelijk moest hij wennen aan het nieuwe gevoel in zijn merkwaardig
nieuwe gedaante . Eigenlijk was er helemaal geen gevoel, er was niets anders
waar te nemen dan…beweging. Alles fladderde, sluierde, zinderde en leek los om
hem heen te drijven. Hij kon zichzelf niet goed aanraken, zijn zinderende vingers
graaiden dwars door zijn borst in het luchtledige.
Intens geschokt over het besef dat hij echt dood was, dreef hij verder
richting de inmiddels immens wijde opening in het dak van het heelal.
Waar was hij naar onderweg? Wat was er achter de opening?
Plotseling werd er van alle kanten naar hem gegrepen in duistere
onzichtbaarheid.
Er werd gegraaid en geklauwd en op de één of andere manier konden deze aanrakingen hem wel bereiken zodat Patrick wilde gillen van angst maar er kwam geen geluid uit zijn mond, al wat hem ontsnapte was een sliert ijskoude rook.
Er werd gegraaid en geklauwd en op de één of andere manier konden deze aanrakingen hem wel bereiken zodat Patrick wilde gillen van angst maar er kwam geen geluid uit zijn mond, al wat hem ontsnapte was een sliert ijskoude rook.
Achter de deuren lag de vreemdste wereld die hij ooit had gezien. De
mist overheerste en het heldere, lokkende, witte licht verdween. Het grijs
domineerde, geen kleuren waren er te bekennen en geen vorm kon hij
onderscheiden.
Had Patrick nog een adem gehad dan hield hij deze scherp in.
Hij onderscheidde in de verte vele vreemde geestachtige wezens die
langzaam dichterbij zweefden, uit de mist opdoken en hem omringden.
Ze zagen er allemaal anders uit en toch hadden ze één ding gemeen: kleine
rode lichten schenen zwak uit de donkere holle kassen waar voorheen ogen hadden
gezeten. Het enige kleurrijke tussen al het grijs. Hij probeerde de
grijpende klauwen van zich af te schudden, trachtte zijn sliertarmen om zich
heen te slaan maar faalde jammerlijk.
‘Breng hem naar Tar!’ hoorde Patrick roepen.
De roep kreeg bijval uit alle hoeken. Er klonken meer stemmen, hoge,
lage, zachte en harde door elkaar heen die herhaaldelijk schreeuwden: ‘Breng
hem naar Tar!’
De mist klonterde samen, werd nog massief grijzer en Patrick had geen
idee waar ze hem naar toe voerden. Hij verzette zich weer hevig maar
gaf het al gauw op daar hij geen schijn van kans had tegen de sterke krachten
die hem omringden.
En opeens week de mist uiteen en de spookachtige wezens vervaagden of
doken langzaam naar opzij en de figuur die op een troon van harde koude steen
zat deed Patrick wensen dat hij nog leefde en de hand van zijn vader kon
grijpen.
©Anke Portenge
©Anke Portenge
Ik raak nieuwsgierig naar het hele verhaal joh!
BeantwoordenVerwijderenDat is wel een goed teken, dank je! Anke
BeantwoordenVerwijderenLeuk verhaal al.
BeantwoordenVerwijderenVooral mijn naam staat erin.
Helemaal tof.
Ben benieuwd.
Dank je Amanda! Je naam staat er inderdaad in. Ik was al aan het werk aan dit verhaal voordat ik je leerde kennen, grappig he?. Maar om nog een tipje van de sluier op te lichten: Amanda is in dit verhaal geen eerlijk persoon! Dus verder dan de naam houdt de gelijkenis op :-)
BeantwoordenVerwijderen